Het dak wordt steeds meer een plek waar we naar kijken om stedelijke uitdagingen op te pakken. Maar hoe vlieg je dat aan? Ga je voor duurzaamheid, voor de circulaire aanpak of hebben we een nieuwe term nodig?


Beeld: overzicht van de SDG’s (bron: SDG Nederland).

De term duurzame ontwikkeling is al 36 jaar oud, als we het rapport Our Common Future van Bruntlandt uit 1987 als geboortedatum nemen. Eigenlijk is het begrip sinds die tijd alleen maar belangrijker geworden. Met de introductie van de Sustainable Development Goals (SDG’s) in 2015 ontstond een breed gedragen internationale agenda voor duurzaamheid, die sindsdien ook door steeds meer bedrijven is omarmd en als maatlat wordt gebruikt voor prestatie op het gebied van duurzaamheid.

Circulariteit en de ‘Circulaire Economie’ kennen als begrippen een kortere geschiedenis, maar vinden hun fundament in dezelfde ideeën over eindigheid van groei en grondstoffen. De ladder van Lansink bijvoorbeeld stamt uit 1979. Het belangrijkste verschil tussen de begrippen is samen te vatten in de reikwijdte van de termen; duurzame ontwikkeling en de SDG’s omvatten een breder palet aan ontwikkelingen en gaan ook in op sociale ontwikkelingen en sociale volhoudbaarheid. Circulariteit focust zich op grondstoffengebruik.

Toch zien we de laatste tijd dat circulariteit, ingegeven door verdere invulling van het begrip en de ambitie van de overheid om in 2050 volledig circulair te zijn, steeds meer gezien wordt als hét antwoord op onze problemen. Want als al onze grondstoffen oneindig hergebruikt kunnen worden, zou dat enorm positieve gevolgen hebben voor de impact die we als mensheid hebben op onze planeet. Zo wordt immers een status van volhoudbaarheid bereikt, wat óók het doel is van duurzame ontwikkeling.

Als we verder inzoomen op praktische toepassingen en de vele opgaves die we tegelijkertijd hebben in de stedelijke omgeving – de energietransitie, klimaatadaptatie, de biodiversiteitscrisis en de woningnood – is het niet zo simpel. Soms lijkt een oplossing die goed scoort op het ene thema het andere thema in de weg te staan.

Dit is ook zichtbaar binnen de dakenbranche. Enerzijds worden er volledig circulaire dakbanen ontwikkelt, zoals bijvoorbeeld ‘atelia’ van IKO. De vereniging van bitumen-fabrikanten ziet circulariteit dan ook als de grootste uitdaging van deze tijd. Bitumendakbanen zijn heel goed te recyclen tot volwaardige nieuwe dakbanen, zo blijkt. Maar met het oog op klimaatadaptatie en biodiversiteit wordt van daken steeds vaker verwacht dat ze permanent water kunnen voeren. Er wordt steeds vaker voorgeschreven om volledig verkleefde en wortelwerende bitumen toe te passen om er zeker van te zijn dat een ‘blauw-groen’ waterbergend dak niet tot waterschade leidt. En volledig verkleefde bitumen zijn niet goed te recyclen, omdat er bij de sloop onvermijdelijk resten isolatiemateriaal en lijmresten mee komen. De dakbanen die hiervoor worden gebruikt voldoen niet aan de definitie ‘circulair’, maar scoren wel heel goed op andere duurzaamheidsthema’s, omdat ze heel lang meegaan en het mogelijk maken om onze gebouwen – en daarmee onze steden – klimaatadaptief in te richten en op het dak ruimte te bieden voor biodiversiteit.

Aanleg van een dak met vloeibare bitumen (bron: IKO BV) 

Dit vormt voor gebouweigenaren natuurlijk een enorm dilemma. Want als je nu als ontwikkelaar of investeerder een doelstelling hebt om – in navolging van de Europese Unie – 100% circulair en afvalvrij te zijn in 2050, en je ontwerpt nu een gebouw, dan mogen daar geen materialen in zitten die niet recyclebaar zijn. Maar als je tegelijkertijd moet – en wilt – voldoen aan de eis om 70 liter water vast te houden op de kavel en moet – of wilt – voldoen aan de eisen rondom natuurinclusief bouwen, of in wilt zetten op een maximale levensduur, dan ben je genoodzaakt om te kiezen voor materialen waarvan de recyclebaarheid op z’n minst discutabel is, zoals volledig verkleefde bitumen.

Datzelfde dilemma tekent zich af voor fabrikanten. Want ook die moeten – en willen – mee in de transitie naar een circulaire economie en worden tegelijkertijd gevraagd om producten te leveren die in de kern niet circulair zijn om aan de eisen te voldoen die worden gesteld aan de waterdichting van multifunctionele daken. Dus welke oplossing moeten de fabrikanten en verwerkers nu voorstellen aan hun klanten? Welke doelstelling prevaleert? En hoe maak je die afweging?

Op deze vragen is geen eenduidig antwoord mogelijk. Elke situatie vraagt om andere keuzes. Dat dit bewuste en goed geïnformeerde keuzes moeten zijn, staat als een paal boven water. Een opdrachtgever kan de voor- en nadelen van een keuze tegen elkaar afwegen. Met hulp van leveranciers kan een analyse gemaakt worden van de impact die deze keuzes hebben op de performance op het gebied van duurzaamheid en circulariteit, bijvoorbeeld door het maken van een life-cycle analysis. Wellicht komt de symbiotische blik hier van pas: welke oplossing past het beste in de context van het gebouw en zijn (natuurlijke) omgeving en draagt maximaal bij aan symbiose?

Foto: biodivers blauw-groen dak in Amsterdam (bron: Rooftop Revolution)

Ondertussen zullen de ontwikkelingen doorgaan. Mogelijk dat we in de toekomst niet meer hoeven te kiezen. Mogelijk vinden we een alternatief voor het volledig verkleven van bitumen, waarmee voldaan kan worden aan de eisen voor multifunctionele daken en permanente watervoering. Of we ontwikkelen een techniek om verkleefde dakbanen te ontdoen van lijmresten en andere vervuiling om ze toch geschikt te maken voor recycling. Of misschien worden er hele nieuwe materialen uitgevonden, zoals Jalila Essaïdi voorspelde tijdens het Rooftop Symposium afgelopen 14 september.

Laten we samen op zoek gaan naar symbiose op de daken!